De consultatiefunctie sociaal domein is nieuw, of beter gezegd: het is nieuw dat er nu een betaaltitel voor bestaat. In heel het land onderzoeken regio’s nu hoe zij deze functie verder vorm kunnen geven. Zo ook GGNet in de regio’s de Achterhoek en de Liemers. Ingrid Kolkman, directeur, en Ellen Bauhuis, projectleider consultatie, delen hun ervaringen in de themagroep netwerksamenwerking van het waardennetwerk volwaardig burgerschap.
Consultatie met een open karakter
De consultatiefunctie bij de huisarts is al bekend terrein. Meestal gaat het daar om concrete vragen die leiden tot een concreet advies, bijvoorbeeld over medicatie. Consultatie in het sociaal domein heeft een meer open karakter. Een welzijnswerker of een wijkteam vraagt de ggz om even te sparren, zonder iemand direct te hoeven doorverwijzen naar de ggz. Het doel is om vanuit het systeem van de burger te kijken wat iemand nodig heeft, zonder onnodig te medicaliseren. Een achterliggend doel is de druk op de ggz te verminderen en wachttijden te verkorten.
GGNet wil de functie in eerste instantie breed invullen om zo te leren welke vragen bij gemeenten leven. Tot nu toe lijkt er vooral behoefte te zijn aan advies over hoe om te gaan met mensen die overlast geven of onbegrepen gedrag vertonen.
Aansluiten op wat er al is
De belangrijkste boodschap die Ingrid Kolkman en Ellen Bauhuis de themagroep meegeven is om voort te bouwen op de samenwerking die er al is. “We willen het niet complex maken. We willen de bestaande structuren waarin we samenwerken met het sociale domein niet verstoren.”
Binnen de mentale gezondheidsnetwerken zijn al veel mogelijkheden voor overleg en samenwerking. Er zijn de verkennende gesprekken en de multidisciplinaire casïustiektafels. Binnen de OGGz bestaat al een consultatiefunctie. En het zorgprestatiemodel geeft ruimte om indirecte tijd te schrijven voor overleg over bestaande cliënten binnen FACT-teams.
De scheidslijn tussen verschillende vormen van overleg en consultatie is niet altijd scherp te trekken. Het hangt soms van bestaande structuren af onder welke noemer en welke financieringsstroom een vraag wordt ingebracht. Voor medewerkers die de consultatie geven zijn dit soort vraagstukken onwelkome ballast. Het is belangrijk dat zij er weinig last van hebben en gewoon hun werk kunnen doen.
Registratie, monitoring en verantwoording
Veel instellingen hebben vragen over het registreren en monitoren van consultaties. Er zijn cijfers nodig: hoeveel consultatievragen zijn er, waar komen die binnen, wie geven de consultatie? Daarachter ligt een behoefte aan inhoudelijke informatie. GGNet wil graag gegevens over de aard van de vragen, zodat je daar goed op kunt anticiperen. Maar er is ook behoefte aan informatie over de kwaliteit van consultatie: wat is goede consultatie en hoe kunnen we onze mensen daarvoor nog beter toerusten?
Veel moeilijker dan bij huisartsen is het om het effect van consultaties in het sociaal domein vast te leggen. Het is zelfs moeilijk na te gaan of mensen door de consultatie afgeleid of juist toegeleid worden naar de ggz. Vragen hierover van zorgverzekeraars in het kader van de verantwoording zijn moeilijk te beantwoorden.
GGNet en andere instellingen zijn nog op zoek naar een systeem waarmee ze kwalitatieve ervaringen goed kunnen vastleggen. Uiteindelijk is dat nodig om een beeld te krijgen van de toegevoegde waarde vanuit het perspectief van de bewoner.
Werkafspraken
Voor werkafspraken sluit GGNet zoveel mogelijk aan bij reguliere overleggen waar meerdere gemeenten bij elkaar komen. In zowel de Achterhoek als de Liemers is een bestuurlijk overleg voor de mentale gezondheidsnetwerken. Op dit niveau wordt beleid gemaakt en is er een akkoord over de richting die men wil volgen. In de lagen hieronder zitten professionals en zijn er kartrekkers voor specifieke onderdelen zoals het verkennend gesprek.
Gemeenten zijn opdrachtgevers voor het sociaal domein en daarmee de belangrijkste partners op bestuurlijk niveau. Als de ggz afspraken wil maken met welzijnswerk en wijkteams is het goed om daar wethouders en beleidsmedewerkers van de gemeente bij in te schakelen. Gemeenten werken ook nauw samen met woningcorporaties.
Met name in plattelandsregio’s als die waarin GGNet werkt, is het soms lastig afspraken te maken, omdat er veel gemeenten zijn die allemaal hun eigen beleid voeren. Een oplossing kan zijn om verbinding te zoeken met de regionale samenwerkingsverbanden voor beschermd wonen. In die samenwerking wordt al gekeken naar de verbanden met ambulante Wmo en welzijnswerk. Dat kan dus een goede ingang zijn om het gesprek over de consultatiefunctie te voeren.
Goede samenwerking in de praktijk staat of valt vooral met de vraag of mensen elkaar kennen. Het is belangrijk dat te faciliteren. Dit kan onder meer door vaste overleggen met ketenpartners te organiseren en te werken met gebiedsgebonden teams. Toch blijft samenwerking soms kwetsbaar door schaarste en verloop van personeel. Daarom is het nodig om samenwerking ook op teamniveau goed te borgen.
Ervaringen delen
De uitwisseling binnen de themagroep netwerksamenwerking levert een aantal inzichten op. De consultatiefunctie sociaal domein kan een meerwaarde hebben, maar het is belangrijk om inhoud en kwaliteit van de functie verder te ontwikkelen. Een goede monitoring is gewenst. Daarnaast is het noodzakelijk om de consultatiefunctie goed in te bedden binnen bestaande structuren, zodat die versterkt en niet verstoord worden.
Regio’s zitten momenteel vooral nog in de fase van zoeken en experimenteren. Het is waardevol om daarbij ervaringen te delen. Het levert naast herkenning veel praktische tips op. In een latere fase, als de praktijk in de regio’s meer uitgekristalliseerd is, zal de themagroep zich graag nog eens over de consultatiefunctie buigen.
Ook interesse om deel te nemen aan deze themagroep van het waardennnetwerk volwaardig burgerschap? Meld je aan bij Liesbeth van Gent, netwerkcoördinator lgent@denederlandseggz.nl. Je ontvangt dan de uitgebreide verslagen en de netwerkbijeenkomsten in je agenda