De situatie bij GGz Eindhoven
GGzE stelde een rookbeleid in waardoor het niet langer was toegestaan om in gebouwen en in de open lucht op het terrein te roken. Een cliënt die op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) verplicht was opgenomen, was het hier niet mee eens en diende een klacht in. De klachtencommissie wees zijn klacht af waarna de cliënt naar de rechter stapte. De klacht: het algehele rookverbod voldoet niet aan de criteria van een huisregel zoals omschreven in de Wvggz.
Wat zegt de rechter
De manier waarop GGzE rookvrij via de huisregels probeerde te regelen, voldoet niet aan de Wvggz volgens de rechter. Uit de Tabaks-en rookwarenwet volgt geen verplichting tot het instellen van een rookverbod in ruimten waar geen inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en in de open lucht.
Daarnaast geldt dat in de Wvggz is opgenomen dat een zorgaanbieder huisregels opstelt voor de ordelijke gang van zaken en veiligheid, passend bij de doelgroep, in de accommodatie. Een rookverbod kon in dit geval alleen in de huisregels worden opgenomen in het kader van ‘de ordelijke gang van zaken en veiligheid’.
De rechtbank Oost-Brabant komt tot de conclusie dat GGzE onvoldoende heeft onderbouwd dat het algehele rookverbod noodzakelijk is voor de ordelijke gang van zaken en de veiligheid, passend bij de doelgroep. Zij verklaart de klacht om deze reden gegrond.
De situatie bij Brijder
PVP deed melding bij de inspectie op grond van de Wvggz. Inhoud van de klacht: het rookverbod voor alle cliënten die zijn opgenomen in één van de klinieken van Brijder is een tekortkoming in de zorg. Aan cliënten wordt gevraagd om tijdens de hele opname bij Brijder niet te roken. Dit geldt zowel in- als om de gebouwen van Brijder. Het rookverbod is opgenomen in de huisregels van de klinieken. Daarnaast zijn in de huisregels sancties op het niet-naleven van het rookverbod vastgelegd.
Wat zegt de IGJ
De inspectie zegt over het algehele rookverbod dat dit beleid ‘in overeenstemming dient te zijn met geldende wet- en regelgeving en de professionele standaard’. Het instellen van een algeheel rookverbod conform artikel 10 van de Tabaks- en rookwarenwet, dat zich uitstrekt over de gehele instelling, inclusief de privéruimten van cliënten en het terrein, is geen wettelijke verplichting. Een algeheel rookverbod vraagt om een zorgvuldige afweging van belangen. Een dergelijk verbod dient redelijk en proportioneel te zijn. Dit vloeit ook voort uit de verplichting tot het bieden van goede zorg, die ook inhoudt dat de zorgaanbieder de rechten van de cliënt zorgvuldig in acht neemt. Een algeheel rookverbod moet voldoen aan dit criterium. Brijder heeft deze belangenafweging mogelijk niet voldoende gemaakt en voert met het algehele rookverbod dus mogelijk een strikter beleid dan op grond van de wet is toegestaan.
Over de sancties op het niet-naleven zegt de Inspectie dat huisregels volgens de Wvggz alleen voor de ordelijke gang van zaken en de veiligheid, passend bij de doelgroep, in de accommodatie gebruikt mogen worden en dus geen sancties voor individuele doeleinden mogen bevatten. De inspectie concludeert dat de huisregels van Brijder in de huidige vorm in strijd zijn met de Wvggz. Ook komt de inspectie tot de conclusie dat de sancties strijdig zijn met de KNMG-richtlijn ‘Niet-aangaan of Beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’ en de Wgbo, aangezien een behandelovereenkomst niet ‘zomaar’ eenzijdig mag worden beëindigd.
Wat vindt de Nederlandse ggz
We blijven ons vol inzetten voor rookvrije ggz in 2025. Dat 2025 een harde deadline is, heeft het bestuur van de Nederlandse ggz ook nog weer bekrachtigd op 17 november 2023. De uitspraak van de rechter over de situatie bij GGzE en de uitspraak van de inspectie hebben betrekking op accommodaties (vestigingen waar cliënten verplicht kunnen worden opgenomen) en dus niet op vestigingen waar vrijwillige zorg wordt verleend. Op basis van de uitspraak van de rechtbank lijken gezondheidsredenen alleen niet voldoende om een rookverbod in de huisregels op te nemen. Het staat immers niet vast dat deze beperking valt onder ‘ordelijke gang van zaken en veiligheid’. De uitspraak van de rechter en de uitspraak van de inspectie betekenen niet dat het per definitie niet mogelijk is om een rookverbod in de huisregels op te nemen. Wel moet steeds een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.
Is er geen sprake van verplichte/ gedwongen zorg, dan kunnen zorgaanbieders huisregels/ instellingsregels opstellen waarvoor de beperking tot de ‘ordelijke gang van zaken en veiligheid’ niet geldt. Hiervoor geldt nog steeds hetgeen hierover momenteel in de ‘Memo rookvrije ggz en het juridisch kader’ is opgenomen.
In enkele gevallen is het praktisch ingewikkeld om volledig rookvrij te zijn, daar past maatwerk. Maar wel vanuit de gedachte om hier zo terughoudend mogelijk mee te zijn en altijd in te zetten op een ‘rookontmoedingsbeleid’. Per situatie moet een organisatie zoeken naar een oplossing die recht doet aan het ‘denormaliseren’ van roken en die rekening houdt met de gezondheid van medewerkers, cliënten en bezoekers, maar die roken onder strikte voorwaarden nog wel toestaat. In maart 2024 stelt het bestuur van de Nederlandse ggz een notitie vast met een beperkt aantal uitzonderingen waar een rookverbod niet haalbaar is, maar waarin wel sprake is van een ‘rookontmoedingsbeleid’.
De documenten BoZ-notitie ‘Juridisch kader rookvrije zorg’ en ‘Memo rookvrije ggz en het juridisch kader’ worden op dit moment geactualiseerd en binnenkort gepubliceerd. Je vindt deze documenten op de community onder het kopje documenten.