In opdracht van de staatssecretaris van VWS en de minister van Rechtsbescherming is dit onderzoek naar de veiligheidsbeleving in de jeugdhulp met verblijf uitgevoerd door AEF en de Academische Werkplaats Risicojeugd. Er is gekeken naar alle vormen van jeugdhulp met verblijf (pleegzorg, gezinshuizen, open en gesloten verblijf, Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s), Kleinschalige Voorzieningen Justitiële Jeugd (KVJJ’s) en opvanglocaties voor alleenstaande minderjarige vluchtelingen. De BGZJ-branches en Nidos namen deel aan de begeleidingscommissie.
'Het gevoel hebben dat je veilig bent, vraagt meer dan het ontbreken van onveiligheid'
Uit het onderzoek komt naar voren dat meeste jongeren zich veilig voelen in de instelling en bij hun begeleider. Tegelijkertijd heeft een deel van hen fysiek of verbaal geweld meegemaakt in de jeugdhulp, en nog vaker bij anderen zien gebeuren. Het onderzoek laat verder zien dat onveiligheid vaak voortkomt uit dagelijkse interacties en de sfeer van de plek. De onderrzoekers ervaren een discrepantie tussen het feit dat veel jongeren zich wel veilig voelen, terwijl een groot deel toch te maken krijgt met geweld. Dit zou volgens de onderzoekers kunnen komen doordat jongeren hun situatie beoordelen vanuit een ander referentiekader (wat wordt beoordeeld als “normaal”?). Dit kan met de tijd veranderen.
De factoren die jongeren helpen om zich veilig te voelen, zitten met name op autonomie en voorspelbaarheid. Jongeren vinden het prettig als zij (gedeeltelijk) eigen regie hebben. Ook hechten jongeren aan eerlijke en duidelijke regels, een klik met de mentor en het tijdig ingrijpen van begeleiders wanneer iets vervelends gebeurt. Factoren die maken dat jongeren zich onveilig voelen zijn pesten, en dreiging van geweld, maar ook bijvoorbeeld een onprettige ruimte of omgeving. De meeste jongeren geven aan dat zij weten waar ze naartoe kunnen gaan wanneer ze zich onveilig voelen, maar hebben tegelijkertijd in grote meerderheid nooit overwogen om een klacht in te dienen en ook nooit een klacht ingediend. Als redenen worden onder meer genoemd: geen vertrouwen hebben in de anonimiteit van meldingen en bang zijn voor eventuele consequenties. Het onderzoek laat ook zien dat het niet altijd makkelijk en duidelijk is hoe de veiligheid en veiligheidsbeleving verbeterd kunnen worden.
Dit onderzoek maakt duidelijk hoe belangrijk het is en blijft zaken als geweld en veiligheid bespreekbaar te maken. De onderzoekers adviseren vervolgonderzoek te doen om te kunnen monitoren of de praktijk verandert. Dit advies wordt door de staatssecretaris en minister overgenomen. Over twee jaar zal een vervolgonderzoek plaatsvinden. De onderzoeksopzet van AEF en de AWRJ biedt hiervoor een goede basis.