Fred Paling, bestuurslid van de Nederlandse ggz en portefueillehouder van dit netwerk, opende de bijeenkomst met een toelichting op het netwerk en het centrale thema.
Het Waardenetwerk richt zich op het versterken van volwaardig burgerschap voor mensen met ernstige psychische kwetsbaarheid. Fred benadrukte dat het thema van deze bijeenkomst een urgente vraag betreft waarover in het AZWA is afgesproken dat zorgaanbieders vanaf 2026 stoppen met het hanteren van exclusiecriteria, behalve wanneer dit strikt noodzakelijk is voor zorginhoudelijk te onderbouwen uitzonderingsgevallen.
Dit is een verdiepend artikel over het panel gesprek. De panelleden die werden geïnterviewd:
- Dineke Smit: Directeur bij GGZ in Utrecht, gepromoveerd op flexibiliteit in de mentale gezondheidszorg, en actief bij het Steunpunt Zelfregie en Herstel.
- Eric van Furth: Klinisch psycholoog, emeritus hoogleraar eetstoornissen, verbonden aan GGZ Rivierduinen.
- Jannelien Wieland: Psychiater en onderzoeker bij het LUMC, gespecialiseerd in mensen met een lager dan gemiddelde intelligentie
Barbara Stringer is sinds enige tijd directeur bij Kenniscentrum Phrenos; zij reflecteerde op dit gesprek vanuit haar voormalige rol als coördinator bij het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE). Haar opmerkingen zijn in dit artikel verwerkt.
Wie ben je en welke mensen zie jij in jouw praktijk?
Dineke Smit ontmoet in het Steunpunt Zelfregie en Herstel in Utrecht dagelijks mensen met complexe problemen, zoals een vrouw met een waanstoornis zonder hulpvraag en overbelaste familie, die buiten het reguliere aanbod valt, en jongeren die na ‘uitbehandeling’ thuis zitten zonder verdere begeleiding.
Eric van Furth noemt zichzelf “ervaringsdeskundige behandelaar met veertig jaar ervaring”. Hij heeft zijn hele werkzame bestaan gewijd aan patiënten met ernstige eetstoornissen, vaak vrouwen die al minstens tien jaar kampen met klachten en bij wie er meestal sprake is van een heleboel DSM-labels bij elkaar: anorexia, PTSS, autisme, persoonlijkheidsstoornissen. “Ik heb door schade en schande geleerd om steeds beter te luisteren. Wat heeft deze persoon op dit moment nodig om een meer menswaardig leven te leiden?” Volgens hem krijgen veel mensen goede hulp, maar helaas horen sommigen dat ze uitbehandeld zijn—een term die hij niet meer gebruikt.
Jannelien Wieland is een psychiater en onderzoeker en werkt al haar hele loopbaan op het grensvlak van de GGZ en de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. “Ik maak me het meeste zorgen over de groep die daartussen valt: lager dan gemiddeld IQ (tussen de 70-85), maar niet laag genoeg voor het label verstandelijke beperking.”
Panelgesprek: waardoor ontstaat de uitsluiting van goede zorg?
Dineke trapt af: “Mentale gezondheid is altijd complex, omdat veel factoren elkaar beïnvloeden. In de GGZ werken we graag volgens protocollen, maar zodra iemand daar niet in past of onvoldoende resultaat boekt, krijgt die persoon het label ‘complex’. Ik vraag me af of dat altijd terecht is.” Ze ziet dat de verwachtingen aan beide kanten te hoog zijn. “We moeten accepteren dat mentale gezondheid ingewikkeld is en meer ruimte maken om aan te sluiten bij wat iemand echt nodig heeft. Maar die ruimte ontbreekt vaak; alles moet snel en volgens de regels, waardoor mensen makkelijk tussen wal en schip vallen, zeker bij de grenzen tussen vrijwillige en verplichte zorg, of tussen wel of geen stoornis.”
Eric: Door specialisatie in de GGZ zijn instellingen gaan zeggen: “Wij behandelen geen patiënten met X meer, want daar is een andere afdeling voor.” Het gevolg: mensen vallen tussen wal en schip. Of ze worden van het kastje naar de muur gestuurd. Wij werken landelijk maar willen dat onze cliënten ook bekend zijn bij de lokale ggz-instelling. Zodat ze daar verder kunnen gaan. Maar die zeggen, nee dat doen wij echt niet. Dat hebben we over onszelf afgeroepen.
Jannelien vult aan: “Ik zie dat mensen met een lager dan gemiddeld IQ, die niet in het hokje ‘verstandelijke beperking’ vallen, maar vaak ook niet in de reguliere GGZ passen. De GGZ is ingericht op mondige, hoogopgeleide cliënten die regie kunnen voeren over hun eigen zorgproces. Mensen met een lager IQ worden vaak niet herkend of uitgesloten, soms expliciet door exclusiecriteria, soms impliciet omdat we denken dat ze niet in een groep passen of dat onze behandeling te talig is. Maar dat zijn oplosbare dilemma’s. We zijn eigenlijk best bekwaam om deze mensen te helpen, als we ons daar bewust van zijn en onze communicatie aanpassen.”.
Vanuit een zelfregiepunt: wat bieden jullie en wat zou werken om mensen met een complexe problematiek wel te helpen?
Volgens Dineke biedt een zelfregiepunt veel meer ruimte en professionele vrijheid om aan te sluiten bij wat iemand wil, op het moment dat het nodig is. “Een hulpvraag is bij ons niet verplicht en mag steeds veranderen. Wij faciliteren vooral, zodat mensen zelf kunnen ontdekken wat hen helpt.” Er is laagdrempelige steun, herstelgerichte activiteiten en geen strakke regels of registraties. Je kunt gewoon binnenlopen, meedoen aan een activiteit of alleen koffiedrinken.
Het steunpunt kan echter niet alles bieden, bijvoorbeeld bij medicatie of verslavingsproblematiek. “We willen meer samenwerking, want samen met andere expertise kunnen we meer bereiken.” Ze noemt het verkennend gesprek in Utrecht als voorbeeld, waar GGZ, ervaringsdeskundigen, het sociaal domein en de inwoner samenkomen om vanuit verschillende perspectieven te kijken wat helpt.
Panelgesprek: Van Uitsluiting naar Inclusie
Het panelgesprek werd levendig en herkenbaar voor veel professionals. De sprekers gingen in op de vraag hoe we inclusie in de ggz kunnen bevorderen. Een afspraak in het AZWA alleen is niet genoeg, zo bleek. Het is een lange weg (terug).
Meer professionele vrijheid
Dineke: “We moeten accepteren dat mentale gezondheid complex is en dan met elkaar gaan nadenken over wat deze complexiteit betekent voor de wijze waarop we reageren en ondersteunen.” Zij pleit voor meer professionele vrijheid en minder nadruk op vinkjes en registraties, zodat er aangesloten kan worden bij wat iemand echt nodig heeft, ook als de hulpvraag per keer wisselt. Dineke waarschuwde dat het openstellen van de deuren zonder voldoende expertise en ruimte in het systeem niet werkt. Er is vrije ruimte nodig om het goede te doen, en dat vraagt om een herbezinning op het denken in probleemoplossing en herstel.
Zowel Dineke als Barbara zien dat het hebben van een hulpvraag uitsluitend werkt. Barbara: “We vragen veel van cliënten met gestapelde problematiek. Veel therapieën zijn gericht op inzicht en zelfbepaling, maar dat is bij deze groep helemaal niet vanzelfsprekend. Je moet altijd een hulpvraag hebben en een doel, maar dat is een lineair proces en het leven is dat niet.
Aandacht voor de mens
Ook Eric pleit voor meer tijd. Echt het gesprek aangaan, de rust nemen om iemand te leren kennen, na te gaan wat er werkelijk aan de hand is en waar iemand iets in wil veranderen. Barbara: “Wat helpt, is investeren in het levensverhaal weer compleet maken. Zowel voor de cliënt zelf, dat hij een soort gevoel heeft van: oh ja, dit is hoe mijn leven in elkaar zit, als voor de hulpverleners om op basis van dat gedeelde narratief te kijken waar ondersteuning nodig is.”
Scholing en consultatie
Eric stelde dat het afschaffen van exclusiecriteria alleen niet voldoende is. De weg terug? “Wij willen heel graag de kennis en ervaring van het specialisme inzetten om zo laagdrempelig mogelijk wie dan ook bij te staan. Instellingen moeten zeggen: wij moeten in ieder geval mensen met een gewone eetstoornis kunnen behandelen. Dat vraagt om scholing en om laagdrempelig een beroep kunnen doen op mensen die veel ervaring hebben met multi-morbiditeit. zodat professionals zich zekerder voelen en niet te snel doorverwijzen of uitsluiten. “We zijn eindeloos zorgafstemmingsgesprekken aan het houden met de huisarts, met andere GGZ-professionals, met het ziekenhuis. Om te zorgen dat we gezamenlijk gedragen beleid hebben met patiënt en ouders, en dat we op één lijn zitten om crises te voorkomen. En dat vraagt ook vaak veel indirecte tijd, want als je met anderen wilt overleggen, staat die tijd onder druk. Maar het is essentieel.”
Onbewust bekwaam
Jannelien legt uit dat het belangrijk is om te herkennen wie je tegenover je hebt: “Het maakt echt uit of je een patiënt hebt met een psychose en een universitaire opleiding of iemand met een posttraumatische stressstoornis en een laag IQ. Die herkenning is heel belangrijk en vervolgens is het essentieel dat je je afstemt op de patiënt die tegenover je zit. Daar zijn we eigenlijk met zijn allen in opgeleid, dus dat kunnen we heel goed.” Ze benadrukt dat professionals zich bewust moeten worden van hun eigen vaardigheden en niet moeten denken dat mensen met een lager IQ iets heel anders nodig hebben dan wat ze kunnen bieden. Er zijn hulpmiddelen en screeningsinstrumenten. Het vergt vooral bewustwording.”
Aandacht voor het team
Barbara vraagt aandacht voor teams:” Ze ziet dat teams net zo goed overvraagd worden: “Het is nogal wat als je elke dag draait en je moet voor cliënten verantwoordelijk zijn die incidenten veroorzaken waardoor collega’s thuis zitten.” De GGZ is zo ingericht dat er altijd wel een hyperspecialist is waarnaar je kunt doorverwijzen, waardoor teams zich niet verantwoordelijk voelen en de behandeling gefragmenteerd raakt. Volgens haar moet je goed voor de teams zorgen, omdat er al zoveel schaarste is en de mensen die er zijn goed toegerust moeten worden.
Vragen uit het Publiek en Antwoorden van het Panel
Liesbeth van Gent, netwerkcoördinator, bracht vragen uit het publiek in, waaronder:
- Verslavingsproblematiek: Hoe ga je om met cliënten met een dubbele diagnose? Het panel gaf aan dat samenwerking tussen GGZ en verslavingszorg noodzakelijk is, en dat angst voor het onbekende vaak ongegrond is. Scholing en het maken van verbinding zijn cruciaal.
- Betrekken van Naasten spelen een cruciale rol in het herstelproces; het panel noemt methodieken als open dialogue en peer support, en benadrukt dat naasten als bondgenoten moeten worden gezien. Arie Kars adviseert: “Zoek de verbinding, benader naasten als onmisbare bondgenoten.” Eric onderstreept het belang van sociale steun: familie, vrienden en buren zijn essentieel voor het herstel en verloop van de patiënt.
- Gebruik van ervaringskennis: Wilma vroeg hoe ervaringskennis beter benut kan worden. Het panel gaf aan dat ervaringsdeskundigen een vaste plek moeten krijgen in teams en casusbesprekingen.
- Laagdrempeligheid: Erica vroeg of mensen zonder of met een praktische opleiding ook welkom zijn bij steunpunten. Dineke bevestigde dat iedereen welkom is, ongeacht opleidingsniveau.
Conclusie: Van Afspraak naar Realisatie
De bijeenkomst maakte duidelijk dat het realiseren van de AZWA-afspraak vraagt om meer dan het schrappen van exclusiecriteria. Het vraagt om een cultuurverandering, waarin samenwerking, consultatie, scholing en het benutten van ervaringskennis centraal staan. Professionals uit de GGZ en het sociale domein kunnen er samen voor zorgen dat ook de meest complexe cliënten sneller en beter worden geholpen.
Meer weten? Bekijk de gedeelde bronnen uit de chat: